Onze
eerste echte inademing is een zeer pijnlijke ervaring. Zo pijnlijk
dat we ademen nog steeds in verband brengen met pijn. Het is om die
reden dat we nog altijd onze ademcapaciteit beperken en daarmee ook
onze levenscapaciteit. Maar het is niet alleen de eerste inademing
die leidt tot een beperking van de ademhaling. Ook de eerste
confrontatie met de buitenwereld speelt een belangrijke rol. Ik zal
dat uitleggen. Willen we blijven leven na die eerste inademing zullen
we door moeten gaan met ademen of we willen of niet. Het is dus
onmogelijk om de ingeving niet in te ademen, weglopen kunnen we
immers nog niet. Maar als we inademen nemen we niet alleen zuurstof
op maar ook de sfeer en stemming die er op dat moment heerst. Als dat
een sfeer is waar we met aandacht en liefde behandeld worden zoals
dat gebeurt bij de geboortemethode van de Franse gynaecoloog Le
Boyer, is er niets aan de hand. Dan kan zelfs de traumatische werking
van het geboortetrauma voorkomen worden. Maar als we direct na de
geboorte geconfronteerd worden met een onveilige, zogenaamde medische
behandeling, ontstaat er een heel andere psychologische situatie.
Aangezien we ons nu in een levensbedreigende omgeving bevinden waar
we eigenlijk helemaal niet willen zijn, kunnen we op geen enkele
andere manier iets anders doen dan onze ademhaling zoveel mogelijk te
miniseren. Want weinig ademen is weinig voelen. Door zo weinig
mogelijk van de omgeving in te nemen hoefden we niet volledig
aanwezig te zijn. Omdat deze handelwijze voornamelijk onbewust is,
leeft zij nog steeds voort in ons huidige volwassen leven. De manier
waarop we ademen is nog altijd een verdediging ten opzichte van onze
omgeving. Hoe minder lucht we inademen hoe minder we van de omgeving
innemen. Hoe meer we afstand van de omgeving kunnen nemen hoe meer we
afwezig kunnen zijn.Je zou kunnen zeggen dat de mate waarin we ergens
wel of niet aanwezig willen zijn de mate bepaalt waarin we veel of
weinig ademen.